Skip to the main content

Tuchtreglement

Begripsbepalingen
Bondsbestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 11 van de statuten
algemeen voorzitter: de algemeen voorzitter van de tuchtcommissie of de commissie van beroep
Bondsraad: de Bondsraad als bedoeld in artikel 17 van de statuten
bestuurlijke macht: het Bondsbestuur
betrokkene: een lid van het KNKV, hetzij een korfbalvereniging als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a van de statuten, hetzij een verenigingslid als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder b van de statuten, hetzij een onafhankelijk lid als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder c van de statuten dat er van wordt beschuldigd een overtreding te hebben begaan, alsmede het lid dat voor het begaan van een overtreding is gestraft
bindende wedstrijd: wedstrijden als bedoeld in artikel 1 van het reglement van wedstrijden
boeking: registratie van een door de scheidsrechter gegeven formele waarschuwing
bondsbureau: bureau, als bedoeld in artikel 24 van de statuten
commissie: de tuchtcommissie of de commissie van beroep als bedoeld in het tuchtreglement
commissie van beroep: de commissie van beroep van het KNKV
fraude: vorm van bedrog waarbij zaken anders worden voorgesteld door op papier dan wel digitaal een onjuiste weergave te geven van de werkelijkheid.
functie: enige activiteit ten behoeve van het KNKV, een district of een vereniging welke van andere aard is dan het als speler deelnemen aan wedstrijden
ISR: Instituut Sport Rechtspraak
kamer: een door de algemene voorzitter van een commissie aangewezen groep van ten minste drie leden van een commissie, die met de behandeling van een zaak is belast.
omni-vereniging: een vereniging, waarin zowel korfbal als andere takken van sport worden beoefend
onregelmatigheden: onregelmatigheden als bedoeld in de artikelen 46 en 48 van het reglement van wedstrijden
rechtsprekende macht: de door de Bondsraad gekozen tuchtcommissie en commissie van beroep, als bedoeld in artikel 25 lid 3 onder a van het huishoudelijk reglement
schriftelijke uitspraak: een per post of per e-mail aan de betrokkene of zijn vereniging gezonden uitspraak van een commissie.
schriftelijke verklaring: een per post of per e-mail ontvangen verklaring, zoals in dit reglement is bedoeld.
tuchtcommissie: de tuchtcommissie van het KNKV
vereniging: een korfbalvereniging als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a van de statuten
voorzitter: de voorzitter van een kamer
wedstrijdbepalingen: reglementen of besluiten van organen, die betrekking hebben op het verloop van een wedstrijd, wangedrag volgens de spelregels daaronder begrepen
wedstrijden: wedstrijden als bedoeld in de artikelen 1, 3 en 4 van het reglement van wedstrijden
werkdag: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag met uitzondering van algemeen erkende feestdagen
wetgevende macht: de Bondsraad, zoals bedoeld in artikel 17 van de statuten

Titel I – Grondslagen tuchtrechtspraak

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen
Tuchtreglement
Artikel 1

De tuchtrechtspraak binnen het KNKV geschiedt – met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 van het Huishoudelijk Reglement – uitsluitend krachtens dit reglement of, indien artikel 2 lid 2 van toepassing is, krachtens het daarin bedoelde afzonderlijke reglement.

Werkingssfeer tuchtrechtspraak
Artikel 2
  1. Behoudens het bepaalde in leden 2 en 3 zijn de leden onderworpen aan de tuchtrechtspraak krachtens dit reglement.
  2. In geval het Bondsbestuur een toernooi organiseert waaraan buitenlandse of vertegenwoordigende ploegen deelnemen kan het de tuchtcommissie, als bedoeld in
    artikel 5 lid 1, verzoeken voor dat toernooi in overleg met de reglementscommissie een tuchtreglement op te stellen.
  3. Overtredingen aangaande doping, seksuele intimidatie en matchfixing worden behandeld door het ISR, zoals vermeld in artikel 9a van de statuten.
  4. Overtredingen aangaande Grensoverschrijdend gedrag (GOG) zoals gedefinieerd in HR artikel 3, lid 2 sub d.  worden behandeld door de tuchtorganen van het KNKV mits:
    a. Het GOG heeft plaatsgevonden binnen het verband van de sportbond, al dan niet in relatie tot sportbeoefening; en/of
    b. Het GOG heeft plaatsgevonden buiten het verband van de sportbond maar waarbij wel sprake is van een in de sport ontstane (machts)relatie.
    c. Voor het strafbaar zijn is opzet, schuld, nalatigheid of onzorgvuldigheid vereist.
    d. Er is sprake van verjaringstermijnen aangaande GOG gedrag:
    1. Er is sprake van verjaring wanneer het GOG heeft plaatsgevonden méér dan vier jaar voor de datum van ontvangst van een melding/aangifte door de sportbond tenzij strafrechtelijk een langere verjaringstermijn geldt voor de desbetreffende gedraging. Dan geldt deze langere verjaringstermijn.
    2. In afwijking van deze verjaringstermijn(en) onder 1. wordt een melding/aangifte wel in behandeling genomen indien sprake is van GOG bij een destijds minderjarige, mits deze persoon wel binnen vier jaar (danwel de langere strafrechtelijke verjaringstermijn voor de desbetreffende gedraging) na het bereiken van de leeftijd van éénentwintig (21) jaar een melding/aangifte heeft gedaan.
    3. In afwijking van deze verjaringstermijn(en) onder 1. en 2. wordt een melding/aangifte wel in behandeling genomen wanneer in redelijkheid niet kan worden gevraagd van diegene dat binnen de verjaringstermijn melding/aangifte wordt gedaan door de psychische gesteldheid van diegene verband houdende met het onderwerp van de melding/aangifte. In dergelijke gevallen geldt een verjaringstermijn van 20 jaar vanaf het moment dat het GOG heeft plaatsgevonden, tenzij er een langere strafrechtelijke verjaringstermijn geldt voor de desbetreffende gedraging.
Bevoegdheid
Artikel 3

a. Behoudens het bepaalde onder b is de bevoegdheid tot het uitoefenen van de tuchtrechtspraak met uitsluiting van andere organen voorbehouden aan de in artikel 5 lid 1 genoemde organen.
b. Bij onregelmatigheden, als bedoeld in de artikelen 46 lid 1 onder a t/m d, 48 lid 1 en 49 lid 1 van het reglement van wedstrijden, in de wedstrijden van de wedstrijd- en breedtekorfbalcompetitie kan het Bondsbestuur, met de in overtreding zijnde vereniging een schikking treffen.
c. Het Bondsbestuur stelt richtlijnen vast waaraan een schikkingsregeling, als bedoeld onder b, moet voldoen.

Gevolgen van uitspraken
Artikel 4

Aan een in eerste of in hoogste instantie door een in artikel 5 lid 1 bedoeld rechtsprekend orgaan gedane uitspraak kan door leden van het KNKV, noch door derden enig recht op schadeloosstelling jegens het KNKV worden ontleend. Evenmin kan aanspraak worden gemaakt op het over- of uitspelen van één of meer wedstrijden.

Titel II- Tuchtrecht

Hoofdstuk I – Tuchtrechtelijke organisatie
Commissies
Artikel 5
  1. De tuchtrechtspraak binnen het KNKV wordt uitgeoefend door:
    a. de tuchtcommissie van het KNKV, verder genoemd tuchtcommissie;
    b. de commissie van beroep van het KNKV, verder genoemd commissie van beroep.
    c. de tuchtcommissie van het ISR
    d. de commissie van beroep van het ISR
  2. a. De tuchtcommissie bestaat uit ten minste twaalf leden, onder wie een algemeen voorzitter.
    b. De algemeen voorzitter van de tuchtcommissie wordt in functie gekozen.
  3. a. De commissie van beroep bestaat uit ten minste zeven leden, onder wie een algemeen voorzitter.
    b. De algemeen voorzitter van de commissie van beroep wordt in functie gekozen.
  4. De gekozen leden hebben zitting van de dag volgende op die waarop zij door de Bondsraad zijn benoemd tot en met de dag waarop de daarop volgende Bondsraad wordt gehouden.
  5. Het lidmaatschap van de tuchtcommissie of de commissie van beroep eindigt:
    a. door overlijden;
    b. door beëindiging van het lidmaatschap als bedoeld in artikel 10 van de statuten;
    c. wanneer het lid niet wordt herkozen;
    d. door bedanken;
    e. op het moment dat het betrokken lid wordt gekozen voor een orgaan van de bestuurlijke of wetgevende macht.
Onverenigbaarheden
Artikel 6
  1. Het lidmaatschap van de tuchtcommissie of de commissie van beroep is onverenigbaar met de functies genoemd in artikel 4 lid 10 van de statuten, met uitzondering van het lidmaatschap van de tuchtcommissie en de commissie van beroep van het ISR.
  2. De leden van de tuchtcommissie kunnen geen deel uitmaken van de commissie van beroep.
  3. Indien een zaak aan een algemeen voorzitter is voorgelegd als bedoeld in artikel 24 lid 5 kan hij niet tevens deel uitmaken van de kamer die de zaak behandelt.
  4. Indien een zaak door een commissie aanhangig is gemaakt op de wijze als bepaald in artikel 13 lid 2 onder c en d, kunnen de leden van deze commissie geen deel uitmaken van de kamer die de zaak behandelt.
  5. a. De leden van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep nemen niet aan de behandeling van een zaak deel, indien zij bij de zaak op enigerlei wijze betrokken zijn.
    b. Indien een lid van de tuchtcommissie of van de commissie van beroep, die met de behandeling van een bepaalde zaak wordt of is belast, meent dat hij om hem moverende redenen de behandeling van de zaak niet kan aanvangen dan wel de behandeling niet kan voortzetten, kan hij de (algemeen) voorzitter verzoeken hem van de (verdere) behandeling van deze zaak te ontslaan.
    c. Indien de betrokkene meent dat een lid van de tuchtcommissie of de commissie van beroep, die een tegen hem lopende zaak behandelt, op enigerlei wijze daarbij betrokken is, is hij gerechtigd de algemeen voorzitter van de desbetreffende commissie te verzoeken het bedoelde commissielid van de (verdere) behandeling van deze zaak te ontheffen.
    d. Wanneer in het onder b en c bedoelde verzoek wordt bewilligd, wordt zo spoedig mogelijk in de vervanging van het bedoelde lid voorzien.
Voorzitters
Artikel 7
  1. Aan het hoofd van een commissie als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder a en b staat een algemeen voorzitter.
  2. De algemeen voorzitter van een in artikel 5 lid 1 onder a en b bedoelde commissie coördineert de werkzaamheden van de commissie.
  3. Aan een algemeen voorzitter komen slechts de bevoegdheden toe, die hem krachtens dit reglement zijn toegekend.
  4. Een commissie wijst uit haar midden ten minste één plaatsvervangend algemeen voorzitter aan.
  5. In voorkomende gevallen wordt de algemeen voorzitter op diens verzoek vervangen door de plaatsvervangend algemeen voorzitter, die in dat geval dezelfde bevoegdheden heeft als de algemeen voorzitter.
Kamers en commissieleden
Artikel 8
  1. Elke commissie als bedoeld in artikel 5 lid 1 kan kamers van ten minste drie leden samenstellen. Bij de behandeling van zaken in een kamer, dan wel in de commissie, fungeren twee leden als voorzitter en secretaris.
  2. De algemeen voorzitter bepaalt wie van de leden als voorzitter, secretaris of lid fungeren. Hij
    coördineert de werkzaamheden van de kamers van de commissie, bepaalt en wijzigt in voorkomende gevallen de samenstelling van de kamers en bevordert – waar mogelijk – de uniformiteit in de uitspraken.
  3. Aan een kamer komen dezelfde bevoegdheden toe, die in dit reglement aan de desbetreffende commissie zijn toegekend.
  4. Waar in dit reglement over commissie wordt gesproken, wordt in voorkomende gevallen mede bedoeld de desbetreffende kamer.
  5. De desbetreffende kamer handelt in naam van haar commissie en spreekt in haar naam recht.
Bevoegdheden van de commissies
Artikel 9
  1. De tuchtcommissie is bevoegd kennis te nemen:
    a. van overtredingen van de wedstrijdbepalingen, welke zijn begaan voor, tijdens en na wedstrijden, zoals die in het reglement van wedstrijden zijn genoemd, alsmede voor, tijdens en na de wedstrijden in het kader van de kampioenschappen van Nederland, zoals bedoeld in artikel 2 van het reglement van wedstrijden;
    b. van onregelmatigheden voor, tijdens en na de onder a bedoelde wedstrijden;
    c. van gevallen waarin de belangen van het KNKV of van de korfbalsport in het algemeen worden geschaad, zoals fraude;
    d. van overtredingen van statuten en reglementen;
    e. van alle andere overtredingen, zoals bedoeld in artikel 11 lid 1;
  2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 lid 1 onder b en c is de commissie van beroep bevoegd in beroep kennis te nemen van alle zaken welke in eerste aanleg door de tuchtcommissie zijn behandeld.
  3. De tuchtcommissie van het ISR is bevoegd kennis te nemen:
    a. van gevallen van seksuele intimidatie, zoals omschreven in artikel 9 lid 1 onder c van de statuten.
    b. van overtredingen van het dopingverbod, zoals vastgelegd in artikel 3 lid 2 onder c van het huishoudelijk reglement.
    c. van overtredingen van het matchfixing-verbod, zoals omschreven in artikel 3 lid 2 onder d van het huishoudelijk reglement.
  4. De commissie van beroep van het ISR is bevoegd kennis te nemen van alle zaken welke in eerste aanleg door de tuchtcommissie van het ISR zijn behandeld.
Hoofdstuk II – Overtredingen en strafbaarheid
Voorafgaande bepalingen
Artikel 10
  1. De in dit reglement bedoelde overtredingen kunnen alleen worden bestraft ingevolge een op het moment waarop het feit werd begaan reeds van toepassing zijnde bepaling in de statuten, reglementen, wedstrijdbepalingen, dan wel een reeds van kracht zijnde besluit van een orgaan van het KNKV, waarin overtreding van de gestelde regel strafbaar wordt gesteld.
  2. Indien de in lid 1 bedoelde bepalingen worden gewijzigd na het tijdstip waarop het feit is begaan, worden de voor de betrokkene gunstigste bepalingen toegepast.
  3. Niemand kan tweemaal voor hetzelfde feit door de tuchtcommissie of de commissie van beroep gestraft worden.
Overtredingen
Artikel 11
  1. Overtredingen zijn benoemd in artikel 25 lid 1 van het huishoudelijk reglement.
  2. De onder artikel 25 lid 2 sub b van het huishoudelijk reglement bedoelde regels gelden bij de strafoplegging als maatstaf voor de in artikel 5 lid 1 onder a en b genoemde commissies.
Strafbaarheid
Artikel 12
  1. Voor het strafbaar zijn van de in artikel 11 bedoelde overtredingen is opzet, schuld, nalatigheid of onzorgvuldigheid vereist.
  2. a. Een vereniging kan verantwoordelijk worden gesteld voor een overtreding die is begaan door haar leden of door leden van het KNKV die namens de vereniging een functie uitoefenen.
    b. De vereniging is tevens verantwoordelijk voor gedragingen van personen die geen lid zijn van het KNKV, voor zover deze vereniging ten aanzien van deze gedragingen onzorgvuldigheid kan worden verweten.
  3. Krachtens dit reglement kunnen ook straffen worden opgelegd ingeval ter zake van dezelfde overtreding door de vereniging van de betrokkene reeds een straf is opgelegd, alsmede in het geval door de officier van justitie tegen de betrokkene een strafvervolging is of zal worden aangevangen, dan wel door de burgerlijke rechter een straf of maatregel is opgelegd of een vrijspraak is gegeven.
Hoofdstuk III – Het aanhangig maken van de zaak
Het aanhangig maken
Artikel 13
  1. Een zaak wordt aanhangig gemaakt bij de tuchtcommissie of de commissie van beroep die ingevolge het bepaalde in artikel 9 bevoegd is van de beweerde overtreding kennis te nemen.
  2. a. Op het wedstrijdformulier kan alleen de scheidsrechter overtredingen van wedstrijdbepalingen of onregelmatigheden door een aantekening aanhangig maken.
    b. Indien de scheidsrechter in de onmogelijkheid verkeert of in gebreke blijft de overtreding van de wedstrijdbepalingen of onregelmatigheden aan te tekenen op het wedstrijdformulier, dan wel indien het wedstrijdformulier niet wordt ontvangen op het bondsbureau, kan ieder ander belanghebbend lid van het KNKV, een bestuur of een andere commissie dan bedoeld in dit reglement binnen een maand na de datum van de wedstrijddag hiervan aangifte doen bij de tuchtcommissie op de wijze als bepaald in artikel 15. Indien het wedstrijdformulier niet wordt ontvangen, wordt de verklaring van de scheidsrechter, volgens artikel 14 lid 4 onder a, als aangifte beschouwd.
    c. Indien bij de tuchtcommissie op grond van stukken of tijdens de zitting afgelegde verklaringen het vermoeden bestaat dat een overtreding van de wedstrijdbepalingen of onregelmatigheden kunnen worden toegerekend aan een andere betrokkene dan degene wiens overtreding van de wedstrijdbepalingen of wiens onregelmatigheden zijn aanhangig gemaakt op de wijze als bepaald onder a of b, kan zij deze betrokkene alsnog in staat van beschuldiging stellen.
    d. Indien bij de commissie van beroep op grond van stukken of tijdens de zitting afgelegde verklaringen het vermoeden bestaat dat een overtreding van de wedstrijdbepalingen of onregelmatigheden kunnen worden toegerekend aan een andere betrokkene dan degene wiens overtreding van de wedstrijdbepalingen of wiens onregelmatigheden zijn aanhangig gemaakt op de wijze als bepaald onder a of b, zal zij de tuchtcommissie verzoeken deze betrokkene alsnog in staat van beschuldiging te stellen.
  3. In gevallen waarin het een overtreding van de statuten, reglementen en besluiten van organen betreft, kan ieder lid van het KNKV, een bestuur of een andere commissie dan bedoeld in dit reglement binnen vier maanden na deze overtreding, althans binnen vier maanden nadat redelijkerwijs deze overtreding bij het lid van het KNKV, het Bondsbestuur of de andere commissie dan bedoeld in dit reglement bekend is geworden, hiervan aangifte doen op de wijze als bepaald in artikel 15 bij de tuchtcommissie, die ingevolge het bepaalde in artikel 9 bevoegd is van de overtreding kennis te nemen.
  4. Indien een bestuur of een commissie op grond van het bepaalde in de leden 2 onder b en 3 aangifte doet, is artikel 15 lid 1 onder b niet van toepassing.
  5. Een zaak wordt bij de commissie van beroep aanhangig gemaakt door het indienen van een schriftelijk, gemotiveerd beroepschrift.
Het aanhangig maken door de aantekening van de scheidsrechter op het wedstrijdformulier
Artikel 14
  1. Met inachtneming van het bepaalde in het reglement van wedstrijden is een scheidsrechter verplicht op het wedstrijdformulier melding te maken van:
    a. De uitslag van de wedstrijd of de op het moment van staken bereikte stand, alsook de reden van het staken van de wedstrijd.
    b. De naam en het nummer van een speler, de naam van de coach, danwel de naam van een ander die geacht wordt tot de ploeg te behoren, die:
    1. door hem uit het veld is gezonden of weggezonden;
    2. ongeoorloofd het veld heeft verlaten;
    3. door zijn aanvoerder uit het veld is gezonden, voor zover er volgens hem
    sprake is van wangedrag;
    4. een formele waarschuwing heeft gekregen;
    5. zich voor of na de wedstrijd schuldig heeft gemaakt aan wangedrag.
    c. De onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan voor, tijdens of na de wedstrijd.
  2. a. Een overtreding van de wedstrijdbepalingen of onregelmatigheden worden behoudens het bepaalde in artikel 13 lid 2 onder b aanhangig gemaakt door een aantekening van de scheidsrechter op het wedstrijdformulier.
    b. De aantekening op het wedstrijdformulier geldt in beginsel als tenlastelegging.
    c. Indien een commissie het noodzakelijk acht, kan de tenlastelegging door haar worden gewijzigd. Als de betrokkene ter zitting aanwezig is, geschiedt dit eerst nadat de betrokkene is gehoord. Indien er sprake is van een verzwaring van dan wel aanvulling op de tenlastelegging, kan door betrokkene zowel bij de schriftelijke behandeling als na de zitting een verweerschrift als bedoeld in artikel 21 lid 1 van dit reglement worden ingediend.
  3. a. Door de aantekening op het wedstrijdformulier is de betrokkene in staat van beschuldiging gesteld.
    b. De betrokkene en diens aanvoerder worden geacht kennis te hebben genomen van de aantekening op het wedstrijdformulier.4. a. Behoudens in het geval als bedoeld in lid 1 onder b sub 4 zijn de in functie zijnde scheidsrechterofficials genoemd in art. 22 van het huishoudelijk reglement verplicht ongevraagd de van een overtreding als bedoeld in lid 1 opgemaakte verklaring uiterlijk op de tweede werkdag na de wedstrijddag in het bezit te doen zijn van het bondsbureau.
    b. In het geval als bedoeld in lid 1 onder b sub 4 vermeldt de scheidsrechter op het wedstrijdformulier voor welke overtreding hij aan de betrokkene een formele waarschuwing heeft gegeven, conform de daarvoor door het Bondsbestuur in een bestuursbesluit opgestelde nadere richtlijnen.
  4. a. De betrokken verenigingen zijn verplicht ongevraagd uiterlijk op de tweede werkdag na de wedstrijddag de wedstrijdformulieren, met daarin opgenomen hetgeen is bepaald in artikel 14 lid 1 in het bezit te doen zijn van het bondsbureau.
    b. De betrokken verenigingen zijn verplicht ongevraagd uiterlijk op de tweede werkdag na de wedstrijddag in het bezit van het bondsbureau te doen zijn:
    1. een schriftelijke verklaring van de betrokkene en van degene(n) die naar het oordeel van de scheidsrechter een passieve of actieve rol heeft (hebben) vervuld bij het wangedrag;
    2. een schriftelijke verklaring van de aanvoerders.
    c. De onder b bedoelde verklaringen zijn vereist in de volgende gevallen:
    1. bij het uit het veld zenden van spelers of het wegzenden van coaches of anderen die geacht worden tot de ploeg te behoren door de scheidsrechter, tenzij het wegzenden het gevolg is van een tweede formele waarschuwing in dezelfde wedstrijd;
    2. bij het ongeoorloofd het veld verlaten van één of meer spelers;
    3. bij het uit het veld zenden van een speler door de aanvoerder van zijn ploeg, voor zover er volgens de scheidsrechter sprake is van wangedrag door deze speler;
    4. bij wangedrag van een speler of coach of een ander die geacht wordt tot de ploeg te behoren voor of na de wedstrijd, waarvan aantekening op het wedstrijdformulier is gemaakt.
    d. De betrokken verenigingen zijn verplicht ongevraagd uiterlijk op de tweede werkdag na de wedstrijddag een verklaring van de aanvoerders in het bezit van het bondsbureau te doen zijn in geval van onregelmatigheden en overtredingen van de wedstrijdbepalingen, als bedoeld in artikel 46 lid 1 onder a t/m f en lid 2 onder a t/m e van het reglement van wedstrijden.
    e. Indien de onder b en d bedoelde verklaringen niet tijdig worden ingediend, verbeurt de betrokken vereniging een administratieve geldboete, zoals bepaald in artikel 29 van het huishoudelijk reglement.
    f. Indien de onder e bedoelde verklaringen na sommatie niet worden ingediend, kan de administratieve geldboete worden verhoogd op de wijze als aangegeven in artikel 29 van het huishoudelijk reglement.
    g. Indien bij veldkorfbalwedstrijden de van bondswege verstrekte strafformulieren niet aanwezig zijn of niet beschikbaar worden gesteld, verbeurt de ontvangende vereniging een administratieve geldboete, zoals bepaald in artikel 29 van het huishoudelijk reglement.
    h. Indien bij zaalkorfbalwedstrijden de ontvangende vereniging met de organisatie in de hal is belast of de voor de organisatie in de hal verantwoordelijke instantie de ontvangende vereniging op grond van het bepaalde in artikel 37 lid 4 onder b van het reglement van wedstrijden heeft opgedragen voor de benodigde bescheiden zorg te dragen en de van bondswege verstrekte strafformulieren zijn niet aanwezig of worden niet beschikbaar gesteld, verbeurt de ontvangende vereniging een administratieve geldboete, zoals bepaald in artikel 29 van het huishoudelijke reglement.
    i. Indien bij veld- en zaalkorfbalwedstrijden wel de van bondswege verstrekte formulieren beschikbaar worden gesteld, maar door de betrokken vereniging niet worden gebruikt, verbeurt de vereniging een administratieve geldboete, zoals bepaald in artikel 29 van het huishoudelijke reglement.
Het aanhangig maken door middel van een aangifte
Artikel 15
  1. a. De aangifte moet schriftelijk geschieden en daarin dient zo nauwkeurig mogelijk te worden omschreven welke overtreding zou zijn gepleegd, alsmede door wie, waar en wanneer deze zou zijn geschied; voorts dienen de namen en adressen van degene die aangifte doet en van eventuele getuigen te worden opgegeven.
    b. Het doen van een kennelijk onzorgvuldige aangifte kan als een overtreding worden aangemerkt.
    c. De aangifte geldt in beginsel als tenlastelegging.
  2. a. De tuchtcommissie kan nadere gegevens verzamelen, die haar ter beoordeling van de gegrondheid van de aangifte dienstig voorkomen.
    b. Een lid van het KNKV is verplicht alle gevraagde inlichtingen, stukken en gegevens, waarover hij beschikt op eerste verzoek te verstrekken. Deze verplichting geldt ook voor film- of video-opnamen, dan wel televisiebeelden waarover de vereniging of een van zijn leden beschikt.
  3. a. Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de aangifte kennelijk ongegrond is, beslist zij dat er geen verder gevolg aan zal worden gegeven.
    b. Van deze beslissing wordt zo spoedig mogelijk kennis gegeven aan degene door wie de aangifte is gedaan en aan degene tegen wie zij was gericht en voorts aan hen die daar naar het oordeel van de tuchtcommissie verder voor in aanmerking komen.
  4. a. Indien de tuchtcommissie niet van haar bevoegdheid als bedoeld in lid 3 onder a gebruik heeft gemaakt, wordt degene tegen wie de aangifte is gericht daardoor in staat van beschuldiging gesteld. De tuchtcommissie stelt de betrokkene hiervan in kennis.
    b. De mededeling bevat:
    1. de overtreding, welke de betrokkene ten laste wordt gelegd, alsmede een aanduiding van tijd en plaats waarop deze zou zijn begaan;
    2. een melding of er overeenkomstig artikel 21 wel of geen verweer mogelijk is en zo ja een opgave van de termijn, genoemd in artikel 21 waarbinnen betrokkene desgewenst een verweerschrift kan indienen. Tegen een door de scheidsrechter gedane aangifte van een gele kaart die wel aan betrokkene is getoond tijdens of in samenhang met een wedstrijd, maar niet op het wedstrijdformulier is vermeld, kan door betrokkene geen verweerschrift worden ingediend.
    3. een opgave waar en wanneer de betrokkene de stukken kan inzien; en voor zover van belang en mogelijk:
    4. de door de tuchtcommissie opgeroepen getuigen.
    c. Indien de betrokkene lid is van een vereniging, ontvangt de vereniging een afschrift van de onder b bedoelde mededeling.
  5. Indien de tuchtcommissie het noodzakelijk acht, kan de tenlastelegging door haar worden gewijzigd. Als de betrokkene ter zitting aanwezig is, geschiedt dit eerst nadat de betrokkene is gehoord. Indien er sprake is van een verzwaring van dan wel aanvulling op de tenlastelegging, kan door betrokkene zowel bij de schriftelijke behandeling als na de zitting een verweerschrift als bedoeld in artikel 21 lid 1 van dit reglement worden ingediend.
Hoofdstuk IV – Schriftelijke behandeling van de zaak
Schriftelijke behandeling
Artikel 16
  1. Met uitzondering van de behandeling van overtredingen, als bedoeld in artikel 17 lid 1, worden overtredingen door een commissie schriftelijk behandeld.
  2. a. Ingeval een overtreding als bedoeld in artikel 14 lid 4 onder b door de scheidsrechter aanhangig is gemaakt op de aldaar omschreven wijze, wordt deze overtreding als boeking geregistreerd.
    b. Ingeval een wegzending het gevolg is van twee formele waarschuwingen in een wedstrijd, is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarvoor twee boekingen worden geregistreerd.
  3. In de gevallen, als bedoeld in lid 2, is de desbetreffende commissie bevoegd de zaak af te doen op grond van de enkele aantekening van de scheidsrechter op het wedstrijdformulier.
  4. Ingeval een overtreding schriftelijk wordt behandeld is de desbetreffende commissie bevoegd de zaak op de stukken af te doen, waaronder zich behoudens het bepaalde in lid 5 dienen te bevinden:
    a. bij overtredingen die aanhangig zijn gemaakt door middel van een wedstrijdformulier:
    1. het wedstrijdformulier, bevattende onder meer de namen van de betrokkene en diens vereniging, alsmede de aantekening van de scheidsrechter;
    2. een schriftelijke verklaring van de scheidsrechter;
    3. een schriftelijke verklaring van de betrokkene(n) en de desbetreffende tegenspeler(s);
    4. een schriftelijke verklaring van de aanvoerders;
    5. en zo mogelijk, schriftelijke verklaringen van getuigen.
    b. bij overtredingen die aanhangig zijn gemaakt door middel van een aangifte:
    1. de aangifte;
    2. een afschrift van de mededeling als bedoeld in artikel 15 lid 4 onder b;
    3. een schriftelijke verklaring van de betrokkene;
    4. en zo mogelijk, schriftelijke verklaringen van getuigen.
  5. Indien niet alle in lid 4 genoemde formulieren en verklaringen beschikbaar zijn, is de commissie bevoegd de zaak op de stukken af te doen, indien zij van mening is dat zij zich op grond van de beschikbare formulieren en stukken voldoende een beeld van het voorgevallene kan vormen om tot behandeling over te gaan.
  6. De in lid 4 bedoelde formulieren en verklaringen dienen door genoemde personen zelf te zijn ondertekend of zodanig te zijn gewaarmerkt, dat over de authenticiteit daarvan geen redelijke twijfel kan bestaan.
Hoofdstuk V – Mondelinge behandeling van de zaak
Mondelinge behandeling
Artikel 17
  1. Behoudens het bepaalde in lid 2 vindt een mondelinge behandeling plaats:
    a. bij een overtreding, waarvan de commissie mondelinge behandeling wenselijk acht;
    b. indien naar aanleiding van de overtreding(en), hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk, naar ervaringsregelen als straf een uitsluiting voor de duur van ten minste vijftien bindende wedstrijden, een ontzegging van ten minste drie maanden van het recht één of meer functies uit te oefenen of een schorsing van ten minste drie maanden zal worden opgelegd, tenzij betrokkene schriftelijk te kennen heeft gegeven op mondelinge behandeling geen prijs te stellen;
    c. op schriftelijk verzoek van de vereniging, waarvan de betrokkene lid en/of coach is, mits
    – bij behandeling door de tuchtcommissie dit verzoek op de derde werkdag na afloop van de wedstrijd in het bezit is van het bondsbureau en de betrokkene op de wijze als bedoeld in artikel 13 lid 2 onder a in staat van beschuldiging is gesteld;
    – ingeval de betrokkene door de tuchtcommissie op de wijze als bedoeld in artikel 13 lid 2 onder c en d of artikel 15 lid 4 onder a in staat van beschuldiging is gesteld dit verzoek uiterlijk op de vijfde werkdag na dagtekening van het bericht van de tuchtcommissie over het in staat van beschuldiging stellen in het bezit is van het bondsbureau;
    – bij behandeling door de commissie van beroep dit verzoek is gevoegd bij het op basis van artikel 32 ingediende beroepsschrift.
    In deze gevallen komen de extra kosten ten laste van die vereniging, tenzij de commissie anders beslist.
  2. a. Een overtreding als bedoeld in artikel 14 lid 1 onder b sub 4 wordt niet mondeling behandeld.
    b. Een mondelinge behandeling vindt niet plaats indien een commissie gronden aanwezig acht om de betrokkene vrij te spreken.
  3. a. In geval van een mondelinge behandeling bepaalt de commissie datum, uur en plaats waarop dit zal geschieden.
    b. De commissie kan voor het horen van getuigen uit haar midden een lid benoemen.
  4. De secretaris roept de betrokkene en alle andere personen op, van wie de commissie de verschijning wenselijk acht, met inachtneming van een termijn van ten minste vijf werkdagen, de dag van verzending en die van de behandeling niet meegerekend, behoudens in spoedgevallen ter beoordeling van de commissie.
  5. De mondelinge behandeling vindt niet in het openbaar plaats.
  6. Indien de betrokkene een vereniging is, dient deze zich te doen vertegenwoordigen door ten minste één bestuurslid, dat daartoe ingevolge haar statuten bevoegd is dan wel door haar bevoegde bestuursleden daartoe gemachtigd is.
  7. Van het verhandelde bij een mondelinge behandeling wordt een schriftelijke samenvatting gemaakt, die door de voorzitter en secretaris van de commissie wordt ondertekend, met dien verstande dat de schriftelijke samenvatting van het getuigenverhoor als bedoeld in lid 3 onder b door het desbetreffende lid van de commissie wordt ondertekend.
  8. De leden van een commissie onthouden zich er van de zaak en de persoon van de betrokkene te bespreken met de betrokkene of met anderen, behalve tijdens de mondelinge behandeling.
Zitting
Artikel 18
  1. De mondelinge behandeling geschiedt op basis van de tenlastelegging.
  2. Na de opening van de zitting gaat de voorzitter na of de opgeroepen personen en/of degenen die een vereniging vertegenwoordigen aanwezig zijn en de presentielijst hebben getekend.
  3. a. De betrokkene kan desgewenst de gehele mondelinge behandeling bijwonen.
    b. De voorzitter kan de betrokkene en andere aanwezigen het recht tot het bijwonen van de mondelinge behandeling ontzeggen, indien hun gedrag daartoe aanleiding geeft.
  4. a. Indien de betrokkene niet is verschenen gaat de commissie na of hij behoorlijk is opgeroepen. Heeft geen behoorlijke oproeping plaatsgevonden of meent zij om een andere reden dat uitstel van de behandeling wenselijk is, dan stelt zij de behandeling tot een nadere datum uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 17 lid 4, van welke datum de betrokkene schriftelijk in kennis wordt gesteld.
    b. Indien een door de commissie belangrijk geachte getuige niet is verschenen, kan zij bepalen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk zal worden uitgesteld, in welk geval de betrokkene opnieuw zal worden opgeroepen.
  5. Aan de betrokkene wordt vervolgens mededeling gedaan van de zakelijke inhoud van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, voor zover hij daarvan niet voor de behandeling kennis heeft genomen.
  6. a. De betrokkene wordt tijdens de mondelinge behandeling door de voorzitter, respectievelijk de leden van de commissie ondervraagd en in de gelegenheid gesteld verweer te voeren.
    b. Indien hij een raadsman heeft, kan deze verzoeken aanvullende vragen te stellen.
    c. Aan het verzoek om vragen te stellen wordt voldaan, tenzij de vragen naar het oordeel van de commissie niet ter zake dienende zijn.
  7. Alvorens de behandeling wordt gesloten, wordt aan de betrokkene en diens raadsman de gelegenheid gegeven nog tot zijn verweer dienende opmerkingen te maken.
Toehoorders
Artikel 19
  1. a. Op schriftelijk verzoek van de betrokkene kan een vertegenwoordiger van diens vereniging als toehoorder de mondelinge behandeling bijwonen. Indien de betrokkene een vereniging is, kan zij niet om toelating van een toehoorder verzoeken.
    b. Voor zover de plaatsruimte dit toelaat, kan de commissie voorts aan andere personen toestaan de zitting als toehoorder bij te wonen.
    c. Toehoorders dienen lid van het KNKV te zijn.
  2. a. De voorzitter kan in het belang van het onderzoek de toelating van een toehoorder weigeren of beëindigen.
    b. Een toehoorder mag zich niet in de behandeling van de zaak mengen en hij mag de uimte waarin het onderzoek wordt gehouden gedurende het onderzoek zonder toestemming van de voorzitter niet verlaten.
    c. Indien het gedrag van de toehoorders daartoe aanleiding geeft, kan de voorzitter de toehoorders verbieden de zitting verder bij te wonen.
  3. Een toehoorder kan niet als getuige worden gehoord.
Getuigen
Artikel 20
  1. a. De commissie, die met de behandeling van een zaak is belast, is bevoegd getuigen te doen oproepen en te horen.
    b. De betrokkene kan de namen en adressen en eventuele verenigingsfuncties van ten hoogste drie getuigen opgeven met het verzoek deze te doen oproepen. Indien dit verzoek tijdig voor de behandeling van de zaak in het bezit komt van de commissie, dient de commissie deze getuigen op te roepen.
    c. De commissie roept de getuigen met behulp van algemeen gangbare communicatiemiddelen op.
  2. a. Leden van het KNKV, die als getuigen worden opgeroepen, zijn verplicht te verschijnen.
    b. De commissie kan ook personen die geen lid zijn van het KNKV als getuigen oproepen. Aan hen wordt schriftelijk medegedeeld dat zij niet verplicht zijn te verschijnen, doch dat in geval van verschijning het bepaalde in lid 3 van toepassing wordt.
    c. Met uitzondering van de in lid 1 onder b bedoelde getuigen krijgen bij verschijning de onder a en b bedoelde getuigen de reiskosten openbaar vervoer laagste klasse vergoed.
  3. a. Een getuige is verplicht de waarheid te spreken, alsmede om, indien de voorzitter dit verlangt, ter bevestiging van de juistheid van zijn verklaring een schriftelijke samenvatting hiervan met zijn handtekening te bekrachtigen.
    b. De voorzitter wijst de getuigen vooraf op deze verplichtingen.
  4. a. Behoudens het bepaalde in lid 5 kunnen getuigen uitsluitend tijdens de zitting worden gehoord. Het verhoor geschiedt zo mogelijk in tegenwoordigheid van de betrokkene en diens raadsman. Zij worden in de gelegenheid gesteld aan de getuigen vragen te stellen, tenzij deze vragen, naar het oordeel van de voorzitter, niet ter zake dienend zijn.
    c. Van hun verklaring wordt een schriftelijke samenvatting gemaakt.
  5. a. Indien het een getuige redelijkerwijs onmogelijk is op de zitting aanwezig te zijn, kan hij op verzoek van de voorzitter een schriftelijke verklaring (doen) opstellen, welke op de zitting wordt voorgelezen en aan de stukken wordt toegevoegd.
    b. Het bepaalde in lid 3 onder a is van overeenkomstige toepassing.
  6. De commissie kan zich door deskundigen doen voorlichten.
Hoofdstuk Vl – Overige bepalingen met betrekking tot de behandeling van de zaak
Bezwaar, verweer en (rechts)bijstand
Artikel 21
  1. a. Ingeval een overtreding door de scheidsrechter door middel van een wedstrijdformulier aanhangig is gemaakt, op de wijze als bedoeld in artikel 13 lid 2 onder a, met uitzondering van de gevallen dat de overtreding als boeking, als bedoeld in artikel 16 lid 2, is geregistreerd, is de betrokkene bevoegd schriftelijk verweer te voeren tegen hetgeen hem is ten laste gelegd, welk verweer binnen drie werkdagen na de wedstrijddag in het bezit dient te zijn van het bondsbureau. Dit verweer kan worden opgenomen in de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 14 lid 5 onder b.1 en onder d.
    b. Ingeval een overtreding door de scheidsrechter aanhangig is gemaakt, welke overtreding op grond van het bepaalde in artikel 16 lid 2 als boeking zal worden geregistreerd, is de betrokkene alleen in de volgende gevallen bevoegd tegen deze boeking schriftelijk bezwaar te maken:
    – bij vermeende persoonsverwisseling of indien de scheidsrechter de formele waarschuwing heeft gegeven aan een ander dan die de overtreding heeft begaan. Indien de scheidsrechter deze overtreding aanhangig heeft gemaakt via het wedstrijdformulier is dit alleen mogelijk indien de aanvoerder van zijn ploeg ten tijde van het ondertekenen van het wedstrijdformulier aangeeft dat de verkeerde persoon is vermeld. Van deze mededeling van de aanvoerder wordt door de scheidsrechter een aantekening op het wedstrijdformulier gemaakt. Het bezwaarschrift moet uiterlijk op de tweede werkdag na de wedstrijddag in het bezit zijn van het bondsbureau onder gelijktijdige contante betaling van een bedrag van vijftien rekeneenheden.
    – indien de scheidsrechter bij het geven van de formele waarschuwing is afgeweken van de daaraan verbonden vereisten in de in artikel 28 van het huishoudelijk reglement bedoelde reglementen en de daaraan gerelateerde richtlijnen, alsmede in de spelregels. Het bezwaarschrift moet uiterlijk op de tweede werkdag na de publicatie van de uitspraak van de tuchtcommissie in het bezit zijn van het bondsbureau onder gelijktijdige contante betaling van een bedrag van vijftien rekeneenheden.
    De algemeen voorzitter van de tuchtcommissie beoordeelt voor de volgende wedstrijddag of het bezwaar gegrond is. Acht hij het bezwaar gegrond, dan besluit hij de overtreding niet als boeking te laten registreren en wordt het betaalde bedrag van vijftien rekeneenheden gerestitueerd.
    c. Ingeval een overtreding door middel van een aangifte is aanhangig gemaakt, op de wijze als bedoeld in artikel 13 lid 2 onder b of lid 3, is de betrokkene bevoegd schriftelijk verweer te voeren tegen hetgeen hem is ten laste gelegd, welk verweer binnen het aantal in de mededeling als bedoeld in artikel 15 lid 4 onder b opgenomen werkdagen in het bezit dient te zijn van het bondsbureau.
    d. Ingeval een overtreding aanhangig is gemaakt door een in-staat-van-beschuldiging-stelling, als bedoeld in artikel 13 lid 2 onder c en d, is de betrokkene bevoegd schriftelijk verweer te voeren tegen hetgeen hem is ten laste gelegd, welk verweer binnen drie werkdagen na deze in-staat-van-beschuldiging-stelling in het bezit dient te zijn van het bondsbureau.
  2. a. De betrokkene is bevoegd zich bij het voeren van zijn schriftelijk en mondeling ver-
    weer te doen bijstaan door:
    1. een ander lid van het KNKV;
    2. een advocaat of een andere juridische hulpverlener;
    3. een ouder of voogd, in geval van minderjarigheid van de betrokkene;
    4. enig ander persoon, tenzij de voorzitter anders beslist.
    b. Aan de onder a bedoelde personen komen dezelfde bevoegdheden toe als die welke aan de betrokkene zijn toegekend.
  3. De betrokkene is bevoegd zijn beweringen met schriftelijke verklaringen van getuigen te staven, met dien verstande dat:
    a. deze verklaringen bij een schriftelijke behandeling van de zaak binnen drie werkdagen na de wedstrijddag in het bezit dienen te zijn van het bondsbureau;
    b. bij mondelinge behandeling artikel 20 lid 1 onder b van toepassing is.
  4. Ingeval een zaak overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 lid 1 onder b is terugverwezen, biedt de commissie van beroep de betrokkene de gelegenheid van bedoeld verslag kennis te nemen en desgewenst binnen een door de commissie van beroep te bepalen termijn verweer te voeren.
Verwijzing
Artikel 22
  1. a. De commissie van beroep is bevoegd een zaak terug te verwijzen naar de tuchtcommissie, indien zij meent dat de stukken welke op de zaak betrekking hebben niet volledig zijn, alsmede wanneer bij de behandeling in beroep nieuwe feiten naar voren worden gebracht welke in eerste instantie niet zijn onderzocht. De betrokkene wordt hiervan mededeling gedaan.
    b. De tuchtcommissie fungeert in het onder a bedoelde geval ten behoeve van de commissie van beroep als commissie van onderzoek. Zij doet zo spoedig mogelijk aan de commissie van beroep schriftelijk verslag van haar bevindingen, welk verslag bij de stukken wordt gevoegd. Naar aanleiding van het nader uitgebrachte verslag kan tussentijds geen beroep worden ingesteld.
  2. Tegelijk met haar besluit tot verwijzing, als in dit artikel bedoeld, beslist de commissie die verwijst of de vertraging van de behandeling door de verwijzing een grond oplevert om de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf op te schorten.
Schorsing c.q. sluiting van de behandeling
Artikel 23
  1. Indien de commissie die met de behandeling van een zaak is belast, meent, hetzij ten tijde van de schriftelijke of mondelinge behandeling, hetzij na sluiting daarvan, nadere gegevens nodig te hebben, kan zij in afwachting daarvan de behandeling schorsen dan wel indien de behandeling al gesloten is, deze heropenen.
  2. Nadat de commissie de door haar verlangde gegevens heeft verkregen, stelt zij de betrokkene in de gelegenheid hetzij schriftelijk, hetzij mondeling nog tot zijn verweer dienende opmerkingen te maken.
  3. Wanneer de commissie meent ter beoordeling van de zaak alle benodigde gegevens te hebben verkregen, sluit zij de behandeling.
Hoofdstuk Vll – Straffen
Straffen
Artikel 24
  1. Behoudens het bepaalde in artikel 25 lid 3 en artikel 26 lid 1 onder b kunnen als straffen worden opgelegd:
    a. berisping;
    b. geldboete voor verenigingen tot een maximum van 60 rekeneenheden;
    c. uitsluiting, hetzij voor de duur van één of meer bindende wedstrijden, hetzij voor ten hoogste één jaar;
    d. tijdelijke of definitieve ontzegging van het recht tot het uitoefenen van één of meer functies binnen het KNKV en/of in een vereniging;
    e. schorsing als lid van het KNKV voor de duur van ten hoogste drie jaar;
    f. twee winstpunten in mindering op de ranglijst van de competitie;
    g. uitsluiten van het behalen van een kampioenschap;
    h. ontnemen van het promotierecht;
    i. uitsluiting van een ploeg van verdere deelneming aan de competitie;
    j. degradatie van een ploeg naar een lagere klasse;
    k. verbod aan een ploeg van deelneming aan bijzondere wedstrijden;
    l. uitsluiting van een ploeg van beslissingswedstrijden;
    m. betaling aan de tegenpartij van de door de tegenpartij gemaakte reis- en onkosten;
    n. betaling van de reis- en onkosten van de scheidsrechter aan het KNKV;
    o. betaling van een bedrag gelijk aan de kosten voor zaal-/veldhuur over de periode van de wedstrijd in het geval de verhurende instantie de huur per wedstrijd in rekening brengt;
    p. het bepalen van de einduitslag op 0-5 bij wedstrijden voor senioren en A-jeugd, respectievelijk 0-1 bij wedstrijden voor B-, C-, D-, E- en F- jeugd in het voordeel van de tegenpartij bij het ten tweeden male niet opkomen;
    q. het betalen van het bedrag der uitgespaarde reiskosten bij niet opkomen voor dezelfde wedstrijd;
    r. verbod om bij een nader te noemen aantal thuiswedstrijden publiek, dan wel één of meer met name te noemen personen toe te laten;
    s. vaststellen van één of meer thuiswedstrijden op het terrein van de betrokken tegenpartij bij veldkorfbalwedstrijden en in een nader aan te wijzen plaats bij zaalkorfbalwedstrijden;
    t. ontzetting uit het lidmaatschap van het KNKV.
  2. a. Ter zake van één of meer overtredingen kan – met inachtneming van het bepaalde onder b en c – meer dan één straf worden opgelegd.
    b. Een schorsing kan niet tezamen worden opgelegd met een uitsluiting of een ontzegging van het recht tot het uitoefenen van een functie.
    c. Een berisping of een ontzetting uit het lidmaatschap van het KNKV kan niet tezamen met een andere straf worden opgelegd.
  3. a. Met uitzondering van de in lid 1 onder a, f, g, h, j, k, l, m, n, o, p, q en s genoemde straffen kunnen de overige straffen geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.
    b. Aan een voorwaardelijke straf wordt een proeftijd verbonden van ten hoogste een jaar, te rekenen vanaf de dagtekening van de uitspraak, behoudens verlenging als bedoeld in lid 4 onder a.
  4. a. Indien de betrokkene binnen de proeftijd opnieuw schuldig wordt bevonden aan een overtreding, als bedoeld in artikel 11 lid 1 en hem wordt één der straffen, als genoemd in lid 1, opgelegd, dan kan, behoudens indien de nieuwe overtreding overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 lid 2 onder a als boeking wordt geregistreerd:
    1. ofwel de hem voorwaardelijk opgelegde straf worden omgezet in een onvoorwaardelijke straf;
    2. dan wel zijn proeftijd tot ten hoogste twee jaar worden verlengd.
    b. Indien de onder a bedoelde overtreding naar het oordeel van een commissie van ernstiger aard is dan de overtreding waarvoor eerder een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf is opgelegd, zal zij de voorwaardelijk opgelegde straf omzetten in een onvoorwaardelijke straf of de proeftijd tot ten hoogste twee jaar verlengen. Tevens kan zij aan de betrokkene één of meer straffen als genoemd in lid 1 opleggen. In laatst bedoeld geval dient bij de bepaling van de strafmaat rekening te worden gehouden met de omzetting van de voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke straf.
    c. Indien tegelijk met de behandeling van een overtreding als bedoeld onder a nog een andere door de betrokkene begane overtreding wordt behandeld:
    1. is het bepaalde onder b eveneens van toepassing;
    2. en is ter zake van de nieuw te berechten overtreding het bepaalde in de overige leden in dit artikel wederom van toepassing. Bij de bepaling van de strafmaat voor laatstbedoelde overtreding behoeft alsdan geen rekening te worden gehouden met de omzetting van de voorwaardelijke in een onvoorwaardelijke straf.
  5. a. In afwachting van de behandeling van de zaak door de tuchtcommissie kunnen in daarvoor in aanmerking komende gevallen de in lid 1 onder c, d en e genoemde straffen door de algemeen voorzitter van de tuchtcommissie voorlopig worden opgelegd.
    b. Een voorlopige straf kan slechts worden opgelegd voor de duur van ten hoogste dertig dagen en kan voor het verstrijken van deze termijn door de tuchtcommissie die de zaak in behandeling heeft geheel of gedeeltelijk worden opgeheven.
    c. Van een voorlopig opgelegde straf kan tussentijds geen beroep worden ingesteld.
Uitsluiting
Artikel 25
  1. Behoudens het bepaalde in lid 3 kan een uitsluiting van deelneming aan of het leiden van bindende wedstrijden alleen worden opgelegd naar aanleiding van een overtreding van de wedstrijdbepalingen.
  2. Ingeval de uitsluiting wordt opgelegd naar aanleiding van een in een competitiewedstrijd, zoals omschreven in art. 1 lid 1a van het RvW, begane overtreding geldt als bindende wedstrijd uitsluitend de door het KNKV georganiseerde competitiewedstrijden.
  3. Ingeval de uitsluiting wordt opgelegd naar aanleiding van een in een wedstrijd, zoals omschreven in art. 1 lid 2e van het RvW, begane overtreding geldt als bindende wedstrijd uitsluitend de in datzelfde lid bedoelde door het KNKV georganiseerde wedstrijden. Met inachtneming daarvan kunnen de in dat lid bedoelde reglementen bepalingen bevatten omtrent de tenuitvoerlegging van de straffen.
Ontzegging van functies
Artikel 26
  1. a. Behoudens het bepaalde onder b kan een straf waarbij de betrokkene het recht wordt ontzegd één of meer functies uit te oefenen alleen worden opgelegd, indien de betrokkene bij de uitoefening van zijn functie een overtreding heeft begaan.
    b. Indien een coach het recht is ontzegd gedurende een bepaalde tijd zijn functie uit te oefenen, is het hem tevens niet toegestaan anders dan als toeschouwer de wedstrijden van zijn ploeg gedurende de strafperiode bij te wonen.
  2. In de uitspraak wordt bepaald voor welke duur de uitoefening van welke functie aan de betrokkene is ontzegd.
Schorsing
Artikel 27
  1. Een schorsing wordt opgelegd voor een in de uitspraak genoemde termijn.
  2. a. Gedurende de schorsing kan de betrokkene niet aan wedstrijden deelnemen of binnen het KNKV of zijn vereniging een functie vervullen noch de aan het lidmaatschap verbonden rechten uitoefenen, met uitzondering van het recht tijdig in beroep te gaan van de hem opgelegde schorsing.
    b. Tenzij anders in de uitspraak is bepaald, blijft de betrokkene gehouden tijdens zijn schorsing de verplichtingen die uit het lidmaatschap van het KNKV voortvloeien na te komen.
  3. Indien de betrokkene lid is van een vereniging is diens vereniging verplicht de betrokkene voor de in de uitspraak bepaalde termijn als lid van de vereniging te schorsen.
  4. Het bepaalde in lid 3 vindt overeenkomstige toepassing indien de betrokkene lid is van een omni-vereniging, met dien verstande dat bedoelde schorsing beperkt blijft tot de korfbalafdeling van de omni-vereniging.
Ontzetting
Artikel 28
  1. a. Ontzetting uit het lidmaatschap van het KNKV kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van het KNKV handelt of het KNKV op onredelijke wijze benadeelt.
    b. In afwijking van het bepaalde in artikel 32 lid 3 onder a kan de betrokkene binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving in beroep gaan bij de commissie van beroep.
    c. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
  2. Indien de betrokkene lid is van een vereniging is diens vereniging verplicht om na kennisneming van de uitgesproken ontzetting uit het lidmaatschap van het KNKV de betrokkene met onmiddellijke ingang als lid van de vereniging te schorsen en na het onherroepelijk worden van de uitgesproken ontzetting uit het lidmaatschap van het KNKV de betrokkene met onmiddellijke ingang het lidmaatschap van de vereniging op te zeggen, als bedoeld in artikel 35 lid 1 onder c van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
  3. Het bepaalde in lid 2 vindt overeenkomstige toepassing indien de betrokkene lid is van een omni-vereniging, met dien verstande dat de ontzetting beperkt blijft tot de korfbalafdeling van de omni-vereniging.
Hoofdstuk Vlll – Beraadslaging en uitspraak
Beraadslaging
Artikel 29
  1. a. Behoudens het bepaalde onder c geschiedt de beraadslaging over de tenlastelegging in geval van een schriftelijke behandeling schriftelijk of mondeling en in geval van een mondelinge behandeling terstond na het sluiten van de behandeling. De beraadslaging vindt niet in het openbaar plaats.
    b. De commissie beslist met meerderheid van stemmen. Indien de commissie uit een even aantal leden bestaat en de stemmen staken is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
    c. Ingeval van een boeking vindt geen beraadslaging plaats.
  2. De commissie grondt haar uitspraak
    a. na een schriftelijke behandeling, als bedoeld in lid 1 onder a:
    op de stukken en verklaringen welke haar zijn overgelegd;
    b. na een mondelinge behandeling:
    op de stukken en verklaringen waarvan de betrokkene heeft kunnen kennis nemen of waarvan de zakelijke inhoud hem ter zitting is medegedeeld.
  3. a. Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de ten laste gelegde overtreding onvoldoende is aangetoond, spreekt zij de betrokkene vrij.
    b. Indien de commissie van beroep van oordeel is dat een uitspraak van de tuchtcommissie niet in stand kan blijven, vernietigt zij deze uitspraak.
  4. a. Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de ten laste gelegde overtreding voldoende is aangetoond, bepaalt zij ter zake van welke overtreding welke straf wordt opgelegd.
    b. Indien de commissie van beroep van oordeel is dat een uitspraak van de tuchtcommissie in stand kan blijven, bevestigt zij deze uitspraak.
    c. Indien een commissie van oordeel is, dat de aangetoonde overtreding door de scheidsrechter had moeten worden afgedaan met een formele waarschuwing, is zij bevoegd de overtreding als boeking te laten registreren.
  5. a. Indien de tuchtcommissie meent dat de ten laste gelegde overtreding ten dele is aangetoond, bepaalt zij welke overtreding is begaan en welke straf wordt opgelegd en spreekt de betrokkene voor het overige vrij.
    b. Indien de commissie van beroep meent dat de uitspraak van de tuchtcommissie gedeeltelijk in stand kan blijven, bevestigt zij voor dat gedeelte de uitspraak en wijzigt zij de uitspraak voor het overige gedeelte. In laatstbedoeld geval kan de commissie van beroep de betrokkene ten aanzien van met name genoemde onderdelen vrijspreken of een straf bepalen.
    c. Het bepaalde in lid 4 onder c is van overeenkomstige toepassing.
  6. De commissie verklaart zich onbevoegd om van een zaak kennis te nemen, indien de beweerde overtreding niet bij of krachtens dit reglement strafbaar is gesteld.
  7. Bij het bepalen van de op te leggen straffen worden zoveel mogelijk in gelijksoortige zaken dezelfde maatstaven aangelegd op grond van de in artikel 25 lid 2 van het Huishoudelijk reglement genoemde regels.
  8. Ingeval naar het oordeel van de commissie de ten laste gelegde overtreding voldoende is aangetoond, maar deze de betrokkene niet of nauwelijks kan worden verweten, kan zij hem schuldig verklaren zonder oplegging van een straf.
  9. a. De commissie bepaalt te wiens laste de kosten komen die aan de mondelinge
    behandeling van de zaak zijn verbonden.
    b. Indien op grond van het bepaalde in lid 3 onder b en lid 5 onder b de commissie van beroep een geringere straf oplegt dan in eerste instantie door de tuchtcommissie was uitgesproken, dan wel besluit tot vrijspraak of schuldig verklaring zonder straf, wordt het in artikel 32 lid 3 onder b genoemde bedrag gerestitueerd. Indien de commissie van beroep besluit tot vrijspraak of tot schuldigverklaring zonder straf vervallen de door tuchtcommissie conform artikel 31 lid 3 onder a in rekening gebrachte behandelingskosten.
  10. Door een uitspraak van een commissie kan geen wijziging worden gebracht in een door de scheidsrechter genomen spelbeslissing.
  11. De leden van een commissie dienen over hetgeen tijdens de beraadslaging is besproken geheimhouding te bewaren.
Bewijs
Artikel 30
  1. Het bewijs van een overtreding is geleverd, indien een commissie, met inachtneming van het bepaalde in lid 2, de overtuiging heeft dat de betrokkene een overtreding als bedoeld in artikel 11 heeft begaan.
  2. Een commissie kan haar bewijs gronden op stukken, verklaringen, filmopnamen, video-opnamen of televisiebeelden, met dien verstande dat het bewijs niet kan worden gegrond op één enkel stuk, één enkele verklaring of alleen op filmopnamen, video-opnamen of televisiebeelden.
  3. In het geval dat een overtreding alleen door de scheidsrechter is geconstateerd, kan de commissie in afwijking van het bepaalde in lid 2 haar bewijs gronden op de enkele verklaring van de scheidsrechter.
  4. Ingeval van een boeking, als bedoeld in artikel 16 lid 2, grondt de commissie haar bewijs uitsluitend op de aantekening van de scheidsrechter op het wedstrijdformulier.
Uitspraak
Artikel 31
  1. a. Behoudens ingeval van een boeking doet de commissie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk veertien dagen na het sluiten van de behandeling, schriftelijk uitspraak.
    b. Ingeval van een boeking of wegzending bericht het bondsbureau conform de in artikel 11 lid 2 onder a bedoelde regels zo mogelijk voor de eerstkomende wedstrijddag via een e-mailbericht aan het desbetreffende lid en de desbetreffende vereniging welke straf door of namens de tuchtcommissie is opgelegd.
    c. Alle boekingen, zonder en met uitsluiting, en alle straffen zijn zichtbaar in Sportlink Club van de betreffende vereniging onder vermelding van:
    • de gegevens van betrokkene
    • de strafmaat
    • de ingangsdatum.
    d. Tenzij anders vermeld is de datum vermeld in het in lid 1 onder b genoemde e-mailbericht de ingangsdatum van de straf. Het is de verantwoordelijkheid van zowel de betrokkene als zijn vereniging om na de gegeven formele waarschuwing of wegzending de e-mail te raadplegen. Betrokkene en de vereniging dienen de e-mail te raadplegen voordat de eerste wedstrijd plaatsvindt waarin betrokkene speelt of als begeleider optreedt. Deze plicht tot raadplegen eindigt op het moment dat in overeenstemming met lid 1 onder b van dit artikel de uitspraak van de tuchtcommissie is bekend gesteld. Het niet-raadplegen van de e-mail is geen verontschuldiging indien de gestrafte na de verzenddatum van het e-mailbericht toch speelt of begeleidt.
    e. In het geval de algemeen voorzitter van de tuchtcommissie conform het bepaalde in artikel 24 lid 5 van dit reglement een voorlopige straf oplegt worden de voorlopig gestrafte en diens vereniging daarvan telefonisch op de hoogte gesteld. Vervolgens wordt overeenkomstig lid 1 onder b en c van dit artikel de voorlopige straf bekend gesteld.
  2. a. In de uitspraak, als bedoeld in lid 1 onder a, wordt vermeld:
    A. in geval van vrijspraak van welke overtreding de betrokkene is vrijgesproken;
    B. in alle overige gevallen:
    1. ter zake van welke overtreding een straf is opgelegd;
    2. vanaf welke datum de straf zal worden tenuitvoergelegd;
    3. welke eventueel door de vereniging van de betrokkene ten aanzien
    van bedoelde overtreding reeds tenuitvoergelegde straf in mindering zal mogen worden gebracht;
    C. alsmede in geval van een voorwaardelijke strafoplegging:
    1. welk deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd, alsmede ter zake van welke overtreding;
    2. op welke datum de proeftijd zal zijn beëindigd;
    D. en voorts wanneer de zaak vatbaar is voor beroep binnen welke termijn, tegen
    betaling van welk bedrag bij de commissie van beroep van de uitspraak in beroep kan worden gegaan.
    b. In de mededeling, als bedoeld in lid 1 onder b, wordt vermeld:
    A. ingeval de boeking niet leidt tot een strafoplegging:
    1. het feit dat de boeking heeft plaatsgevonden;
    B. ingeval de boeking leidt tot een strafoplegging:
    1. ter zake van welke boekingen een straf is opgelegd;
    2. vanaf welke datum de straf zal worden tenuitvoergelegd.
  3. a. In geval van een boeking of indien de tuchtcommissie een straf oplegt, wordt een vergoeding voor de aan de behandeling van de zaak verbonden onkosten door het
    bondsbureau in rekening gebracht aan:
    – de vereniging, indien de vereniging de betrokkene is;
    – de vereniging, indien een verenigingslid de betrokkene is;
    – de vereniging, indien de betrokkene geen verenigingslid is, maar als coach of
    anderszins geacht wordt tot een ploeg van de vereniging te behoren;
    – het onafhankelijk lid, indien het onafhankelijk lid de betrokkene is.
    b. De hoogte van de onder a bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door de Bondsraad.
  4. De uitspraak van de commissie van beroep bevat tevens de overwegingen welke tot de uitspraak hebben geleid.
  5. a. De uitspraak wordt in ieder geval aan de betrokkene of zijn raadsman aan zijn vereniging, aan de scheidsrechter, aan de tegenpartij van betrokkene en diens vereniging, alsmede aan het Bondsbestuur (bondsbureau) gezonden.
    b. De uitspraak van de commissie van beroep wordt bovendien verzonden aan de commissie die in eerste instantie uitspraak heeft gedaan en aan de scheidsrechter als er sprake is van een wegzending.
    c. De tuchtorganen zijn bevoegd ook aan anderen een exemplaar van hun uitspraak te zenden.
  6. De uitspraken van de commissie van beroep alsmede van de tuchtcommissie indien daarvan niet tijdig beroep is ingesteld zijn onherroepelijk en bindend voor alle leden van het KNKV.
Hoofdstuk IX – Rechtsmiddelen
Beroep
Artikel 32
  1. a. Behoudens het bepaalde onder c kan van de uitspraak van de tuchtcommissie dat het ten laste gelegde geheel of gedeeltelijk is aangetoond alleen door de betrokkene beroep worden ingesteld bij de commissie van beroep.
    b. Van een vrijspraak kan een betrokkene niet in beroep komen.
    c. Van het registreren van een boeking met eventuele bijbehorende straf kan de betrokkene niet in beroep komen. Dit geldt ook bij toepassing van het gestelde in artikel 29 lid 4 onder c.
  2. Indien het bestuur of een commissie dat aangifte heeft gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 lid 2 onder b en lid 3 van oordeel is dat een uitspraak van de tuchtcommissie ten aanzien van een overtreding van de wedstrijdbepalingen of onregelmatigheden of ten aanzien van een overtreding van de statuten, reglementen of besluiten in strijd is met de belangen van het KNKV, respectievelijk een district van het KNKV, kan het binnen de gestelde termijn beroep instellen bij de commissie van beroep. Het bepaalde in lid 3 onder b is niet van toepassing.
  3. a. Het beroep dient schriftelijk binnen één week na de verzending van de uitspraak van de tuchtcommissie in het bezit te zijn van het bondsbureau.
    b. Een beroepschrift wordt eerst in behandeling genomen nadat voor elk geval waartegen beroep wordt ingesteld door de betrokkene een bedrag van vijftien rekeneenheden is voldaan. Indien dit bedrag niet binnen veertien dagen na ontvangst van het beroepschrift wordt voldaan, wordt het beroep niet meer in behandeling genomen.
  4. Indien aan de betrokkene ter zake van verschillende overtredingen straffen zijn opgelegd, is hij verplicht in het beroepschrift te vermelden van welke straf en ter zake van welke overtreding hij in beroep komt.
  5. Tenzij de commissie van beroep anders beslist, wordt de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf door het instellen van beroep niet opgeschort.
  6. De commissie van beroep is bevoegd de uitspraak in eerste aanleg te bevestigen of te wijzigen, zowel ten aanzien van de omschrijving van de overtreding als ook ten aanzien van de strafmaat.
Herziening
Artikel 33
  1. De betrokkene, aan wie een straf is opgelegd waartegen geen beroep meer openstaat, kan gehele of gedeeltelijke herziening daarvan verzoeken op grond van feiten en omstandigheden, welke hem bij de behandeling niet bekend waren of niet ter kennis van de tuchtcommissie, respectievelijk van de commissie van beroep zijn gekomen.
  2. a. Het verzoek tot herziening moet schriftelijk worden ingediend bij de algemeen voorzitter van de commissie van beroep.
    b. Tegelijk met de indiening van het verzoek als bedoeld onder a dient de beslissing te worden overgelegd, waarvan herziening wordt verzocht.
    c. Het verzoek dient een nauwkeurige opgave te bevatten van de nieuwe feiten en omstandigheden, waarop het is gegrond, alsmede van de bewijsstukken daarvan.
    d. De algemeen voorzitter gaat vooreerst na of de juistheid van de feiten en omstandigheden, waarop het verzoek is gegrond, voldoende is, respectievelijk of kan worden aangetoond dat aannemelijk is, dat geen of een lichtere straf zou zijn opgelegd indien die feiten en omstandigheden bij de behandeling bekend waren geweest. In een bevestigend geval stelt hij de zaak voor een hernieuwde behandeling in handen van de commissie van beroep.
  3. Het bepaalde in de titels I en II is op de hernieuwde behandeling van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen slechts zullen worden gehoord indien en voor zover de commissie van beroep dit ter beoordeling van de nieuwe feiten en omstandigheden wenselijk acht.
Gratie
Artikel 34
  1. In alle gevallen waarin aan de betrokkene een straf met een langere duur dan van één jaar is opgelegd, is de betrokkene bevoegd om, indien twee/derde van zijn straf is ondergaan, een verzoek tot gratie in te dienen bij het Bondsbestuur.
  2. a. Alvorens op het verzoek tot gratie wordt beslist, vraagt het Bondsbestuur advies aan de commissie die de zaak het laatst in behandeling heeft gehad.
    b. Het Bondsbestuur beslist binnen twee maanden na indiening van het in lid 1 bedoelde verzoek.
  3. Een verzoek tot gratie schort de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf niet op.
  4. Indien gratie wordt verleend, kan het Bondsbestuur het restant van de straf geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk opleggen.
Hoofdstuk X – Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging
Artikel 35
  1. De in dit reglement bedoelde verenigingen, personen, commissies, bureau en werkgroepen zijn, ieder binnen de kring van hun bevoegdheden, verplicht er voor zorg te dragen dan wel er op toe te zien dat de opgelegde straffen, met inachtneming van het in lid 2 bepaalde, worden tenuitvoergelegd.
  2. De tenuitvoerlegging van een opgelegde straf vangt aan op het moment dat de uitspraak in overeenstemming met art. 31 lid 1b is gepubliceerd, tenzij bij deze publicatie op de internetsite van het verbond en via e-mail aan de desbetreffende vereniging anders wordt aangegeven. Daarbij geldt dat straffen die voortvloeien uit formele waarschuwingen ten uitvoer worden gelegd in het deel van de competitie (veld dan wel zaal) waarin deze door de scheidsrechter zijn, dan wel volgens het tuchtorgaan hadden moeten zijn gegeven.
  3. In geval van het bepaalde in artikel 24 lid 5 vindt de tenuitvoerlegging van een voorlopige straf of de opheffing daarvan terstond plaats.
  4. De opschorting van de tenuitvoerlegging ingevolge het bepaalde in artikel 32 lid 5 geschiedt eerst na een daartoe strekkende mededeling van de commissie van beroep.