Skip to the main content

RvW 3.16 BB time-out, wedstrijdduur, afronding wedstrijd en onvoltalligheid

Het Bondsbestuur heeft in zijn vergadering van 10 oktober 2024 de volgende richtlijnen, als bedoeld in artikel 5 lid 2 van het reglement van wedstrijden, vastgesteld ten aanzien van

  • de time-out (§ 5.8 van de officiële spelregels);
  • wedstrijdduur en technische time out (§ 5.2 conform het gestelde in de bijlage “Uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels”);
  • Afronding wedstrijd (§ 5.5 conform het gestelde in de bijlage “Uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels”);
  • Schieten wanneer iemand speelt zonder een persoonlijke tegenstander (§ 6.17 conform het gestelde in de bijlage “Uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels”)
  • Geen tijdstraf in wedstrijden zonder schotklok ((§7.6 van de spelregels).
  1. De time-out is van toepassing in alle klassen van het top- en wedstrijdkorfbal in de veld- en zaalcompetitie.
  2. Per ploeg zijn, per wedstrijd, twee time-outs toegestaan.
  3. Bij bijzondere wedstrijden of wedstrijdreeksen, als bedoeld in artikel 3 en 4 van het reglement van wedstrijden, bepaalt de organiserende instantie of de bepalingen van de time-out van toepassing zijn.
  4. Bij wedstrijden zonder schotklok is de time-out formeel een feit zodra de scheidsrechter – na het tijdens een spelonderbreking op de voorgeschreven wijze aanvragen van een time-out door de coach – het in de spelregel beschreven scheidsrechtersgebaar voor het toestaan van een time-out heeft gegeven. Tot dat moment kan de coach zijn aanvraag ongedaan maken zonder dat dit gevolgen heeft. Zodra de scheidsrechter genoemd gebaar heeft gemaakt, wordt de time-out als zodanig geregistreerd, ook als de coach besluit de time-out niet te gebruiken. Is dit laatste het geval, dan heeft de andere ploeg het recht de tijd, die voor een time-out staat, te gebruiken voor nader overleg.
  5. Bij wedstrijden met een schotklok vraagt de coach tijdens een spelonderbreking bij de juryvoorzitter op de voorgeschreven wijze een time-out aan. Vervolgens gaat de juryvoorzitter staan en steekt een kaart met daarop een voor iedereen goed leesbare T of TO omhoog, waardoor de time-out formeel een feit is. De scheidsrechter maakt vervolgens het voorgeschreven scheidsrechtersgebaar. Tot het moment, dat de juryvoorzitter de kaart omhoog steekt, kan de coach zijn aanvraag ongedaan maken zonder dat dit gevolgen heeft. Zodra de juryvoorzitter de kaart omhoog heeft gestoken, wordt de time-out als zodanig geregistreerd, ook als de coach besluit de time-out niet te gebruiken. Is dit laatste het geval dan heeft de andere ploeg het recht de tijd, die voor een time-out staat, te gebruiken voor nader overleg.
  6. De wedstrijdduur bij zaalkorfbal voor senioren in wedstrijden met schotklok bedraagt 2 x 25 minuten zuivere speeltijd met ten hoogste 10 minuten rust. Er is geen sprake van een technische time-out halverwege de speelhelft.
  7. De wedstrijdduur voor zaal- en veldkorfbal voor senioren in wedstrijden zonder schotklok bedraagt 2 x 30 minuten met ten hoogste 10 minuten rust. Er is geen sprake van een technische time-out halverwege de speelhelft.
  8. Op basis van het vermelde in 5.5 van de uitzonderingen en aanbevelingen van de spelregels kan elke wedstrijd in een gelijkspel eindigen.
  9. In alle klassen van het breedtekorfbal is paragraaf 6.17 uit de bijlage “uitzonderingen en aanbevelingen voor wedstrijdregels” van toepassing.
  10. In alle klassen waar conform raadsbesluit 3,27 niet met schotklok gespeeld wordt is geen tijdstraf van toepassing. De tekst in paragraaf 6.7 uit de spelregels wordt vervangen door:
    De scheidsrechter kan elke onsportieve actie van een speler, coach, vervangende speler of elke andere persoon die aan een team is verbonden, beschouwen als wangedrag, b.v. ontoelaatbare vormen van commentaar, elke vorm van discriminerende opmerkingen of acties of demonstratieve gebaren tegen de scheidsrechter of een andere wedstrijddeelnemer (zie 4.1 tot 4.10) en toeschouwers.
    In het geval van wangedrag kan de scheidsrechter:
    o de persoon informeel waarschuwen dat hij zijn manier van spelen of zijn gedrag moet veranderen;
    o de persoon formeel waarschuwen door hem een gele kaart te tonen;
    o dezelfde persoon voor de tweede keer formeel waarschuwen door hem een tweede gele kaart te tonen, gevolgd door een rode kaart;
    o in geval van ernstig wangedrag de persoon onmiddellijk wegsturen door hem een rode kaart te tonen.
    o De scheidsrechter heeft de mogelijkheid de coach of assistent-coach te verbieden de bank te verlaten zonder zijn toestemming gedurende de rest van de wedstrijd.
    Voorbeelden van acties die kunnen worden beschouwd als wangedrag:
    o elke onsportieve actie als ontoelaatbare vormen van commentaar of demonstratieve gebaren tegen een andere deelnemer aan de wedstrijd of toeschouwers;
    o beledigingen uiten, ongeacht aan wie ze zijn gericht;
    o het maken van opmerkingen naar de scheidsrechter over zijn kennis van de regels;
    o het speelveld verlaten zonder de scheidsrechter te informeren;
    o herhaaldelijk de regels overtreden, vooral na een waarschuwing;
    o een tegenstander slaan, stompen, trappen of opzettelijk omverlopen;
    o het opzettelijk bewegen van de paal tijdens een schot;
    o het opzettelijk gooien van de bal tegen het lichaam van een tegenstander;
    o het hinderen van de nemer van een spelhervatting;
    o het voorkomen van de voorbereiding van een vrije worp of het proberen te voorkomen dat de vrije worp wordt genomen;
    o het storen van de persoon die de strafworp neemt;
    o beide teams spelen het spel opzettelijk passief om beurten of lijken de score te accepteren zonder ambities te hebben om deze te veranderen. De scheidsrechter zal beide aanvoerders samen waarschuwen dat deze vorm van spel wordt beschouwd als wangedrag en, indien voortgezet, kan leiden tot een formele waarschuwing en dat het spel moet worden beëindigd;
    o het weer innemen van de posities na een time-out te vertragen (de aanvoerder moet worden gewaarschuwd);
    o de scheidsrechter niet informeren over een vervanging (de coach moet worden gewaarschuwd);
    o een coach of assistent-coach die het speelveld betreedt zonder toestemming van de scheidsrechter;
    o een coach of assistent-coach die het recht misbruikt om zijn plaats op de bank te verlaten (zie 4.4);
    o een aanvoerder die het recht misbruikt om de aandacht van de scheidsrechter te vestigen op alles wat hij wenselijk acht in het belang van de goede voortgang van de wedstrijd en / of kritiek op de scheidsrechter (zie 4.3);
    o de bal ver buiten het veld gooien;
    o de bal trappen als het spel is onderbroken;
    o tijdrekken bij het wisselen van vak.
    Een persoon die een rode kaart wordt getoond moet worden vervangen door een vervanger, en moet het speelgebied verlaten (zie 1.1) en in het voor toeschouwers gereserveerde gebied zitten of de zaal helemaal verlaten, al naar gelang hij verkiest.
    Met betrekking tot de coach heeft de scheidsrechter ook de bevoegdheid om hem te verbieden de bank te verlaten zonder zijn toestemming gedurende de rest van de wedstrijd.
    De rechtsbevoegdheid van de scheidsrechter, met betrekking tot voorvallen van wangedrag waarvoor een kaart kan worden getoond en het voorval kan worden geregistreerd op het wedstrijdformulier, is vanaf het moment dat het teamformulier is ingeleverd (waarin wordt aangegeven welke spelers zullen starten en welke spelers vervangers zullen zijn), totdat het wedstrijdformulier is ondertekend door de aanvoerders en de scheidsrechter.
    Als er wangedrag plaatsvindt vóór de wedstrijd of tijdens de rustpauze, dan zal de gele of rode kaart op dat moment aan de bovengenoemde persoon worden getoond en de aanvoerder en coach van beide teams worden geïnformeerd voordat de volgende helft begint.
    Een coach, assistent-coach of vervangende speler die een rode kaart heeft gekregen, mag daarna niet als speler deelnemen aan de wedstrijd of op de bank van het team zitten.

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2024.